Volwassen mannetjes zijn typisch gekleurd. Het gezicht en de zitknobbels zijn opvallend blauw, rood en paars gekleurd. Dit dient in het oerwoud als signaal voor andere leden van de troep. Het mannetje heeft ook lange, sterke hoektanden. Vrouwtjes en jonge mandrils zijn veel minder opvallend dan volwassen mannetjes. Jonge mandrils van beide geslachten hebben dezelfde kleuring als de vrouwtjes. Mannetjes bereiken hun volledige kleuring pas op vijf- tot zesjarige leeftijd, wanneer ze seksueel volwassen zijn. Grootte: lichaamslengte 70-95 cm, staartlengte: 7-19 cm, gewicht: mannetjes tot 20-30 kg, vrouwtjes 10-15 kg. Ze voeden zich zowel met plantaardig als dierlijk voedsel. Qua plantaardig voedsel domineren vruchten, maar ook bladeren, zaden, noten, scheuten, maniok of palmvruchten. Bij dierlijk voedsel domineren ongewervelden, vissen en krabben. Ze eten ook vogels en hun eieren.