Suricata's bewonen droge savannes, woestijnen en halfwoestijnen in het binnenland van Zuid-Afrika. Tegen de zon en roofdieren schuilen ze in rotsspleten, termietenheuvels en holen, hetzij van andere zoogdieren, hetzij door ze zelf te graven. Suricata's bewegen zich in groepen van maximaal 30 individuen met een strikte sociale structuur. Aan het hoofd van de groep staat een dominant paar, dat meestal als enige voortplant. Als andere dan de dominante vrouwtjes jongen hebben, hangt het af van de beslissing van het leidende paar of ze in leven blijven. Het dominante vrouwtje kan ondergeschikte vrouwtjes pesten, hun jongen uit de holen halen of zelfs doden. Het dieet van de suricata bestaat ook uit giftige slangen, spinnen en schorpioenen, want suricata's kunnen omgaan met hun gif en zijn er immuun voor. De naam suricata heeft zijn oorsprong in het Frans, waar 'souris-chat' zoiets betekent als 'muis-kat'.